Eeg Manders ziet zijn droom uitkomen
“Je moet blijven doorzetten!”
Nog een paar dagen en dan kan Eeg Manders even wat gas terugnemen en genieten van de droom, die hij heeft kunnen verwezenlijken: een échte dierentuin op de plek waar hij dertien jaar geleden met een paar wasbeertjes, lama’s en een hond van start ging. De afgelopen periode maakte hij werkdagen van achttien uur. Ons gesprek heeft plaats even tussen de bedrijven door. De entree van Dierenpark Zie-Zoö aan de Zeelandsedijk ziet er op dat moment nog uit als een bouwterrein met vrachtwagens, bouwketen, modder en hardwerkende mensen. Het gloednieuwe hoofdgebouw is aan de buitenkant vrijwel klaar. Binnen wordt gewerkt aan de afwerking. Ondanks de hectiek blijft Manders rustig. Trots leidt hij ons rond door het gebouw. De lach verdwijnt niet meer van zijn gezicht. Het is duidelijk dat hij geniet van wat er om hem heen gebeurt en van de resultaten die al zichtbaar zijn.
“Ik ben vooral bezig met het regelen van alles”, vertelt hij als we in de personeelskeuken zitten, waar een schilder intussen bezig is deuren te lakken. “Het regelen van materialen, meubels en het transport, maar ook het bij elkaar schooieren van alles wat we kunnen gebruiken.” Hij blijft ondanks de nieuwe status van de dierentuin “op de kleintjes letten”. Dat is hij immers altijd gewend geweest in de afgelopen jaren, toen Zie-Zoö draaide op vrijwilligers en giften. De Volkelse dierentuin beschikt in het nieuwe pand onder meer over voorzieningen voor het personeel, een ontvangstruimte voor de bezoekers, een souvenirwinkeltje, een bescheiden restaurant met keuken, toiletten en een aparte keuken voor de bereiding van het voedsel voor de dieren. De bovenverdieping wordt ingericht als reptielenzolder. Dat kost allemaal veel geld, vandaar dat bezoekers vanaf 14 april, wanneer het park dagelijks open is, wel wat moeten gaan betalen.
Maar er wordt alles aan gedaan om de kosten zo laag mogelijk te houden. Manders had nooit kunnen denken dat zijn hobby zo uit de hand zou lopen. Het zat er bij hem al vroeg in. “Als jongen was ik al gefascineerd door exotische dieren. Mijn vader was ziekelijk, mijn moeder had het druk met de zorg voor hem. Ik kon doen wat ik wilde, zolang mijn ouders er maar geen last van hadden. Zodoende hield ik op 14-jarige leeftijd al slangetjes en hagedissen. Daar kwamen later wat zoogdiertjes bij. Ik kreeg na een aantal jaren een bestuursfunctie bij het reptielenhuis De Oliemeulen in Tilburg. Maar ik wilde eigenlijk iets voor mezelf. Toen mijn vrouw en ik hier een verwaarloosd stuk grond konden kopen, zijn we begonnen.”
In die tijd had hij nog een baan als magazijnvoorman. Zijn vrije tijd besteedde hij aan zijn dierenparkje. “Het was eigenlijk de bedoeling om een soort kweekstationnetje voor dierentuinen te worden. Maar ik kreeg steeds vaker de vraag van mensen of ze eens konden komen kijken. Dus ik besloot een keer een open dag te houden. We hadden voor wat ranja en koeken gezorgd, maar tot onze verbazing kwamen er zo’n duizend mensen op af. Het bleek aan te slaan!” Eeg en Marion Manders hadden echter geen dierentuinvergunning, vandaar dat het park niet vaker dan zes keer per jaar voor publiek open mocht zijn. “Het werd steeds drukker. We gingen op het laatst maar minder reclame maken, want op die open dagen hadden we soms wel vijf á zesduizend bezoekers. Dat was teveel, ook voor de bezoekers is dat niet leuk meer.”
Autistische jongeren
Zie-Zoö biedt al vele jaren stageplaatsen voor autistische jongeren. Manders, die sinds twee jaar fulltime in zijn dierentuin werkt, vertelt hoe dat zo gekomen is. “De moeder van een autistische jongen vroeg of haar zoon, die zo graag met beesten werkte, hier niet als vrijwilliger mocht komen werken. Ik vond dat die jongen een kans verdiende en hij bleek hard te werken. Er kwamen nog een paar autistische jongens bij en zo kwam ik in contact met de Stichting Autismetotaal.” Dit is een zorginstelling, gespecialiseerd in diagnostiek en ambulante behandeling van mensen met autisme. Deze stichting zorgt voor de professionele begeleiding van de autistische mensen, die bij Zie-Zoö werken. Manders: “Ik moest het toen wel anders gaan aanpakken, hoewel de omgang met autisten eigenlijk helemaal niet zo moeilijk is: je moet gewoon duidelijk en eerlijk zijn. Deze mensen zijn vaak achterdochtig geworden doordat ze nog al eens voor de gek gehouden zijn. Autismetotaal bleek grote behoefte te hebben aan stageplekken. Die kunnen wij bieden. Vandaar dat we uiteindelijk tot een mooi compromis gekomen zijn: Zie-Zoö wordt nu gevormd door twee stichtingen. De Stichting Autismetotaal is eigenaar van de dierentuin en de Stichting Zie-Zoö is de beheerder. Het mes snijdt naar twee kanten: voor de autistische jongeren is het ideaal, want zij hebben een stageplek op het gebied van dierenverzorging, schoonmaken, koken of verkoop in een winkeltje en wij kunnen dank zij hen een mooie grote dierentuin worden. Wij zijn de eerste erkende ZorgZoo van Nederland.”
Dankzij de Stichting Autismetotaal kan de dierentuin de komende jaren uitbreiden van 1 ha. naar in totaal 5 ha. Ook de gemeente wil hieraan meewerken. Het is de bedoeling dat er ieder jaar een stukje bij gebouwd wordt. Dit jaar wordt al begonnen met de aanleg van een groot verblijf voor de nevelpanters, waarover de dierentuin sinds kort beschikt. Nieuwe aanwinsten zijn ook krokodillen, slangen, varanen en leguanen op de reptielenzolder, en roggen en andere grote vissen in het aquarium in de ontvangstruimte.
Komodovaraan
Welke dieren staan nog meer op het verlanglijstje van Eeg Manders? “Het criterium is voor mij vooral dat het dieren moeten zijn die niet of weinig in andere dierentuinen te zien zijn en het moet ook nuttig zijn om ze hier te houden. Ik kan wel wolven gaan houden, maar als we ooit jonkies krijgen kan ik ze niet kwijt. Er is geen dierentuin die ze wil. Maar als ik bijvoorbeeld jonge nevelpanters krijg: die kan ik gewoon uitdelen.
Geen enkele dierentuin in de Benelux heeft ze. Het zijn zeldzame, bedreigde dieren. Het heeft geen nut om beesten te fokken die je niet kwijt kunt. Het komt voor dat je op een dier vijf jaar moet wachten. Ik zou bijvoorbeeld graag een Komodovaraan willen hebben, mooi om te zien. Het is ook een bedreigde diersoort, en als het zou lukken om nageslacht te krijgen, kun je die jongen over de hele wereld verspreiden. Ik word er bijna om uitgelachen dat ik er om vraag: “Jaaa, er zijn er wel meer die dat willen!”, krijg ik dan te horen. Dat klopt ook, maar ik vraag het netjes op tijd aan en dan sta ik op de wachtlijst en dan kom ik vanzelf wel een keer aan de beurt. En zijn nog wel meer dieren die ik hier ooit nog eens zou willen hebben, zoals sneeuwpanters of tapirs. Maar ik hoef geen leeuwen, tijgers en olifanten. Ik zeg niet dat het nooit gebeurt, maar daarvan zijn er al genoeg in andere dierentuinen. Ik wil juist dat de mensen hier dieren zien, die ze ergens anders niet zien.”
Als we rondgeleid worden in het bedrijfsgebouw van Zie-Zoö laat Eeg Manders ook snufjes zien, die voor het publiek niet direct zichtbaar zijn. Het pand is energiezuinig. Er is een ondergronds bassin gebouwd, waarin regenwater wordt opgevangen voor het doorspoelen van de toiletten. Aardwarmte en zonne-energie zorgen voor de verwarming van de reptielenruimte, het aquarium en de rest van het gebouw. “We willen zo groen mogelijk zijn. Normaal is een reptielenhuis qua stookkosten een grote kostenpost, maar wij hebben straks amper stookkosten. We gaan ook zo veel mogelijk recyclen.”
Kabels ingraven
Het jongetje, dat ooit met een paar beestjes begon, is nu beheerder, oprichter en stichtingsvoorzitter van een prachtige dierentuin met grote plannen voor de toekomst. “Ik had nooit verwacht dat ik zoiets voor elkaar zou krijgen, ”zegt hij daarover. “ Ze hebben me voor de gek gehouden dat ik hier met de hand gleuven in de grond aan het graven was voor kilometers kabel. Ze zeiden: “Ge bent hartstikke gek met oewen dierentuin!” En nu staan ze vol bewondering te kijken. Je moet gewoon blijven doorzetten: nee is geen antwoord. Niet bij de pakken neerzitten als iets tegenzit, maar doorgaan!” Manders moet wel over een engelengeduld en heel veel doorzettingsvermogen beschikken. Hij vertelt hoe hij in de beginjaren op het terrein een keetje maakte van elementen van oude varkensstallen. “Het was van pvc en het tochtte aan alle kanten. We moesten ons toen met 18 graden vorst opwarmen onder één lamp om de handen weer warm te krijgen.
Om mensen naar de wc te kunnen laten gaan heb ik ooit van mijn vakantiegeld een “Dixi” gekocht. Dat is de raarste uitgave die ik ooit gedaan heb voor de dierentuin. Ik heb gelukkig wel een sponsor gevonden voor het schoonmaken ervan. Dat geeft aan hoe primitief we hier altijd bezig zijn geweest. En nu hebben we de meest luxe voorzieningen.”
Manders verwacht in de toekomst meer met regelen bezig te zijn en minder met de dieren. “Maar we gaan binnenkort vlak naast de dierentuin wonen, dus dan kan ik hier ’s avonds makkelijk nog wat doen.” Zijn belangrijkste doel is dat iedereen plezier beleeft aan de dierentuin, “de mensen én de beesten”. En ook dat de mensen er iets van leren. “Ik heb wel eens meegemaakt dat een kind vroeg waar de batterijen van de waterschildpad in moesten. Of een kind dat vroeg: “Een meeuw, is dat nou zo’n v-tje uit de lucht?” Zolang je die kinderen en ook volwassenen iets kunt bijbrengen, denk ik dat het allemaal nut heeft gehad. Je kunt op de wereld zijn en je eigen dingen doen en je verder van niemand iets aantrekken óf je gaat iets doen. Of dat nu kaarten is met oude mensen of iets in de kantine van de voetbalclub, maar doe iets! Dat is wat ik altijd probeer uit te dragen. Wat heb je eraan om altijd op die luie bank te zitten?” We vragen of hij zelf nooit op een luie bank zit. “Nee, daar heb ik geen tijd voor. Echt waar!” Ontspannen doet hij straks wel. “Ik moet nou door. Als de opening achter de rug is neem ik wel een paar dagen gas terug. Langer dan een paar dagen kan niet. Dit is nu eenmaal ons levensproject. Zoiets krijg je nooit meer voor elkaar. Er zit een enorme dosis geluk bij dat dit gelukt is. Maar het is ook een kwestie van doorzetten: nooit bij de pakken neerzitten!”