Zaterdag 4 juni.
Om 07.30 uur glijdt het asfalt al onder ons door op weg naar Vega de Valvarce, ongeveer 30 km verder. Eerst 9 km naar Villafranca del Bierzo voor het ontbijt, omdat dit niet eerder mogelijk was. Meerdere pelgrims volgen ons voorbeeld. Vanwege het groot aantal kerken en pelgrimsherbergen dat hier in de middeleeuwen stond, werd deze stad “Klein Santiago” genoemd. Het noordelijk portaal van de Santiago-kerk dat naar de pelgrimsweg is gericht, heet de Petra del Perdón ( Poort van de Vergiffenis/Absolutie).
Als een pelgrim onderweg ziek werd en daardoor niet in staat was helemaal naar Santiago de Compostela te reizen, kon hij hier de absolutie krijgen. Op het kerkhof voor pelgrims wordt duidelijk hoe vaak ze hun einddoel niet haalden. De gehele route is over asfalt met kleine alternatieven die toch steeds weer op het asfalt uitkomen. Overal zien we nu kleine groepjes pelgrims met superkleine rugzakjes en heel net in het pak. Bij de eerste koffiestop vliegen ze naar binnen om o.a. hun make-up bij te werken. Een enkele keer staat er een bus of busje waar ze weer instappen. Wij drinken onze koffie niet zwart zoals thuis maar hier met veel melk en suiker voor vocht en energie. We lopen steeds links of rechts van het riviertje Río Valcarce en vaak onder de autoweg A6. Het is heet en een beetje drukkend. In de kleine dorpjes worden op de gemeentelijke publicatieborden de rouwkaarten van de overledenen geplaatst. Ook op de muren van een café of tegen een lantaarnpaal zien we ze. We nemen pauze en dan betrekt de lucht en het gaat regenen. We besluiten om hier maar een herberg te zoeken, omdat die in ons einddoel La Faba slechts 28 bedden heeft en misschien vol zal zijn.
Gelukkig hebben we een plekje en we zien weer bekenden zoals der Fritz uit Beieren. Er zijn hier maximaal 40 plaatsen en steeds komen er nog lopers en fietsers binnen.
In deze gemeentelijke herberg is een douche en zijn er twee toiletten. Als er gedoucht wordt komt er nergens nog warm water uit de kranen, precies als vroeger met de elektrische boilers bij ons. In de vooravond is er een enorme onweersbui met regen en hagel. Vele jonge plantjes zijn vernielt. Ook valt de stroom uit en er komt alleen nog geelachtig water uit de kranen.
Ik praat nog met twee fietsende politieagenten uit Rotterdam en zij vertellen dat ze op een avond in een kapel geweest zijn voor de pelgrimszegen.
De “voorstelling” met veel gezang werd gedaan door nonnen en ze vonden het erg ludiek.
Vandaag 30 km.
Zondag 5 juni.
Bij de bakker wat te eten en te drinken gehaald en we zijn pas om 7.30 uur op pad. De route is nu weer prachtig, maar erg steil over losse stenen en rotsblokken. Het geluid van de snelweg ebt weg en we horen weer het kabbelen van de Rio met af en toe een stroomversnelling.
We gaan diep door het groene dal met erg kleine dorpjes en soms wat koeien. In dit gebied in Spanje heeft men naast de brievenbus aan de weg ook de stroommeter in een waterdicht kastje, zodat de meteropnemer niet naar binnen hoeft. Onderweg stopt Mike even en zet de enkele dagen geleden gevonden schoenen midden op het pad. Ze blijken toch niet zo lekker te zitten zegt hij, misschien zijn het damesschoenen. To whom it concerns, zeggen we maar.
Als we later uit deze “wildernis” weer op het asfalt zijn, nemen we in O Cebreiro een pauze en het gaat regenen. In de 14e eeuw vond er een wonder plaats in de kerk van O Cebrerio, waarbij de wijn in bloed veranderde. De paus had vlak daarvoor officieel bevestigd dat het vlees van Christus tijdens de eucharistie in de hostie aanwezig was.
Volgens de legende las de priester, een monnik uit Aurillac, de mis. Er was slechts een kerkganger aanwezig, een boer die de moeite had genomen om over het steile pad omhoog te klimmen.
De priester dacht bij zich zelf dat de boer eigenlijk een ezel was, omdat hij voor dat beetje brood en wijn zoveel moeite had gedaan. Op dat moment veranderde de hostie in vlees en de wijn in bloed. De kelk waarin dit wonder plaats vond is nog te zien en wordt ook wel genoemd de “Galicische graal” en siert het wapen van Lugo en van de regio Galicië.
We wachten even, vertrekken weer en steken de grens over naar de autonome provincie Galicia. Wij zijn in Linares en schuilen voor een onweer. Omdat we nog veel door de bossen moeten en het blijft rommelen nemen we voor de veiligheid het openbaar vervoer. Rond 15.00 uur zijn we in Tricastela en de juntaherberg heeft plaats genoeg.
Om 16.00 uur zijn Manfred en Fritz er ook en is er nog plek. We lopen ongeveer 500 meter naar het centrum voor de warme hap.
Als we later weer terug zijn in de herberg en de tanden gaan poetsen wordt ik met spoed naar buiten geroepen. Er zijn twee Zuid-Koreanen waarvan eentje Engels spreekt, als vertolker voor de andere. Ze hebben mij steeds gezocht en zijn heel blij dat ze me nu vonden. Ze vragen of ik in onze kerk voor hun wil bidden en ze zegenen, omdat ze denken dat ik priester ben, waarschijnlijk vanwege mijn Tau–kruisje: het symbool van Franciscus wat vele pelgrims dragen. Ze willen absoluut niet horen dat het niet zo is en noemen me al Phater Mariuz.
Ik ben getrouwd, heb een vrouw en twee kinderen, ze hebben er geen boodschap aan!
Ze geven geld (1000 wong) en een soort talisman, gelukshanger.
Ze willen mijn E-mail adres en ik krijg het hunne, wat niet te lezen is, nl van die blokjes-puntjes-letters. Ze vragen waar Nederland ergens ligt en of ik ze nu wil zegenen. Dat zal ik binnenkort wel eens doen! Heel blij, serieus en steeds buigend, willen ze mijn hand kussen, maar ik begrijp dat zogenaamd niet en moet nu echt naar binnen. Heel vredig voldaan en buigend wandelen ze weer terug naar hun herberg, een kilometertje verderop. Mike als veteraan-Pelgrim die er steeds bij was zegt ook nog nooit zoiets meegemaakt te hebben.
Ik ben de nieuwe Daila Lama niet!
Vandaag 15 km.
Maandag 6 juni.
Grote feestdag want Manfred is jarig.
Die moeten we om 06.00 uur al feliciteren en dan snel op pad, tot vanavond. Het is een druilerige dag, laaghangende bewolking en regen, soms meer dan minder. Het zicht is beperkt en we zien geen bergen of valleien. Het pad is wisselend, zand, keien, beton en asfalt.
De betonpaden worden ook gebruikt door de boeren om de koeien naar de weilanden te brengen en weer op te halen in de avond. De boerderijen liggen in de dalen en de weilanden op de hellingen. Boven is de grens tussen de weilanden van de boerderijen. Er zijn boven zowat geen koeienvlaaien op het pad en hoe verder naar beneden steeds meer tot aan de stal. Blijkbaar gaan ze met de koeien niet over de bergtop heen. Rond 12.00 uur zijn we in Sarria en pakken de eerste herberg, vlak voor het dorp omdat het maar blijft regenen.
De warme maaltijd, verzorgd door de vrouw van de herbergier gebruiken we gezamenlijk, met z’n twaalven gezeten aan de grote U-vormige tafel. De jarige Manfred is met Fritz doorgelopen, ongeveer 8 km en wij missen het feestje, jammer. Als ik in de vooravond mijn dagboek bijwerk vraagt Mike of hij er ook wat in mag schrijven.
Natuurlijk mag dat, hij kent een Engels gedicht van rond 1920:
And I said to the man who stood
at the gate of the Year
Give me a light that I may walk
In the darkness without fear
And he replied
Put your hand into the hand of God
For that is better than a light
And safer than a know way.
Vandaag 17 km.
Wordt vervolgd, Mari van Geffen