Dinsdag 7 juni.
Vandaag proberen we Portomarín te bereiken, 23 km verder. De regen komt van het westen
en wij gaan juist naar het westen, dus er tegenin. Na een uurtje is het gelukkig droog.
Het is hier in Galicia koeler dan het gebied, waar we de afgelopen weken doorheen trokken, en net zo groen als bij ons en elke dag regent het wel even. De maïs en het koren zijn hier ook nog niet zo hoog als die we eerder zagen. In dat gebied zijn vele, grote permanente sproei-installaties en een prima irrigatiesysteem en met hogere temperaturen dus. Het glooiende gebied heeft iets weg van Engeland met om de weilanden en akkers “heggen” van gestapelde stenen.
De route gaat wel door 20 kleine dorpjes waar nog weinig mensen wonen en de tijd werkelijk stilstaat. Vaak verlaten en vervallen huisjes, waar de bomen door het dak en de struiken door de ramen naar buiten groeien. Waarschijnlijk is de enige activiteit in de dorpjes de zon die opkomt en weer ondergaat. In het lager gebied is het pad tevens sloot en over grote stapstenen houden we droge voeten.
In de zeldzame horeca langs de route rusten weer allerlei pelgrims even uit, ook zij die slechts enkele honderden kilomaters lopen: Fake-peregrinos zoals de Amerikanen ze noemen.
Ze hebben geen streepje bruin, zijn erg luidruchtig en laten zich graag fotograferen tussen “echte”pelgrims. Vaak staat verderop een bus(je) om ze weer verder te vervoeren.
De kwaliteit van de horeca loopt ook een tikkeltje terug en de prijsjes stijgen een tikkeltje, zeker nu we vandaag de laatste 100km grens zijn gepasseerd.
Pieternel en Mike zijn wat achter en ik wil kilometers maken. Meteen na de middag vind ik de Albergue Municipale met wel 160 bedden in Portomarín. Het sanitair is gescheiden en de douches zijn zo open t.o.v. elkaar dat je bij passage al bijna gedoucht bent. Mijn wandelmaatjes van deze dag heb ik ook niet meer gezien. Misschien morgen in Palas de Rei, anders is het ook goed. In Santiago zal ik Mike beslist zien, want we hebben hetzelfde vliegtuig naar Londen.
Vandaag 23 km.
Woensdag 8 juni.
Over een akelig hoge voetgangersbrug weer Portomarín uit. Het akelige en hoge komt door de smalle brug van 1 meter breed en het stuwmeer staat droog waardoor de hoogte wel
20 meter lijkt. Op de oevers beneden zijn nog resten te zien van de huizen, voordat het stuwmeer werd aangelegd. In de herberg van gisteravond was het erg onrustig totdat om 23.00 uur het licht automatisch uit ging. Er zijn in verhouding minder pelgrims maar veel meer fake-pelgrims. De tijden zijn aan het verschuiven: voor de 200 km grens sliep iedereen om ongeveer 21.30 uur, tenminste het was stil op de zaal. In de vroege morgen waren sommigen al om 04.30 uur aan het rommelen en soms om 05.00 uur al op pad. Nu zijn licht aangeschoten jongelui, meestal groepjes, nog erg luidruchtig na 22.00 uur en ’s morgens willen ze uitslapen tot 08.30 uur, als wij al lang weg zijn. Knippen wij het licht aan om 6.30 uur, schakelen zij het meteen weer uit, met het roepen van silence, silence en sssstttt !
Zij komen meestal ver in de namiddag of in de vooravond in de herberg aan. Wij eten meestal ons bordje leeg, zij meestal niet. Onderweg tijdens de route door het mooie glooiende Galicische landschap ontmoet ik ook weer vele nationaliteiten.Verschillende Finnen en Polen deze keer.
Met de Finnen, Noren en anderen Scandinaviërs is het goed kletsen, zij spreken het eenvoudige schoolengels: langzaam en zonder ingewikkelde zinsopbouwen, zoals wij dat ook leerden. Een ander Frans stel loopt met twee ezels. Ze schieten totaal niet op, want ze moeten steeds vragen beantwoorden en iedereen wil met het spul op de foto, ik loop uiteraard door!
Mijn wandelgenoten van de afgelopen dagen zie ik ook niet meer. Ik mis ze niet want een tijd alleen lopen is ook heel fijn. Bij pauzes of dineren schuif je gewoon aan en is er altijd wel wat te buurten.Vaak wordt dan een stoel uitnodigend verschoven en met een uitnodigende hand word je die dan aangeboden. Zelfs de twee of drie tafelgenoten kenden elkaar ook niet. Dat is nu internationale verbroedering, de ware geest van de camino.
Rond de middag ben ik in Palas de Rei. De herberg ligt vlak bij het gemeentehuis en heeft 60 bedden. We zijn al met z’n 15-tienen. De douches zijn erg fris en redelijk open zodat menig man als brede deur fungeert als zijn vrouw doucht. Hoe dit gaat met dames die alleen lopen, weet ik ook niet. Op het centrale dorpsplein scharrelen wat oudere Spanjaarden rond met erg grote alpinopetten op. Wij noemen dat “de grote Bretonse” zeggen de Belgen. Een Spaans jong stelletje wisselt steeds van terras in de namiddag en houdt erg van witte wijn en tapas. Ze worden dan steeds lacheriger, kletsen met alles en iedereen, maar zijn beslist niet vervelend of lastig. Rond vier uur is de herberg Completo. Er blijven nog pelgrims komen alleen voor de stempel in hun pelgrimspaspoort. Indien ze de laatste 200 km elke dag twee stempels halen, krijgen ze ook het getuigschrift in Santiago. Later in het restaurantje zitten weer oude bekenden en ik mag aanschuiven bij twee Italianen, die lang in Nederland werkten bij Fiat. Maar in Nederland is niets meer te verdienen voor Fiat, zeggen ze.
Vandaag 25 km.
Wordt vervolgd, Mari van Geffen